@livewireStyle
header.home link

Biomelk en -eieren: wat betekent dat nu precies?

Koop jij ook vaak biozuivel? En weet je wat nu juist het verschil is met 'gewone' melk, kaas, yoghurt en eieren? Wij zetten het even voor je op een rijtje.
6 juni 2016  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 16:22
Lees meer over:
Beeld: antifalten - photocase.com

 

Als je vraagt aan consumenten waarvoor bio staat, komen ze vaak niet verder dan ‘zonder kunstmest’ en ‘zonder pesticiden’. Maar bio is veel meer dan dat. Dat er in de biologische veehouderij ook geen preventieve antibioticakuur wordt toegediend, is bijvoorbeeld veel minder gekend. Daarom: de voornaamste kenmerken van bio en de grootste verschillen tussen biologische en gangbare zuivel op een rij. 

 

bioweek-info-eieren_Wout-Hendrickx-voor-BioForum-Vlaanderen.jpg

Beeld: Wout Hendrickx voor BioForum Vlaanderen

 

 

Biomelk en -eieren

Zijn melk en eieren niet altijd biologisch? Het is toch een natuurlijk product? Klopt, maar bio is een bij Europese verordening beschermde term die slaat op een specifieke productiemethode. Melk en eieren zijn dus alleen bio als ze op een bepaalde wijze geproduceerd werden. Dit zijn de voornaamste kenmerken, verplicht en soms vrijwillig toegepast:

  • Grondgebonden: de biologische veehouderij vertrekt van het principe dat je niet meer koeien of geiten houdt dan je bodem aankan. Dat wil zeggen: zodat er (net) voldoende mest geproduceerd wordt om je eigen percelen te kunnen voeden, en er (net) voldoende plaats is in de weide om elk dier zijn vers stukje gras te geven. Dit heet grondgebondenheid en past bij het kringloopprincipe waar de biologische sector naar streeft: dieren produceren mest, die mest wordt aan de bodem gegeven voor de productie van voeder (en voedsel), en dat voeder wordt opnieuw aan de dieren gegeven voor de productie van mest (en vlees en/of melk). Deze kringloop zou binnen hetzelfde bedrijf of binnen een koepel van lokale bedrijven rond en dus gesloten moeten zijn. In de praktijk wil dit zeggen dat biologische veehouders maximaal 2 koeien, 23 geiten (ouder dan 1 jaar) of 2.500 kippen per hectare (buiten) mogen houden.
     
  • Ruimte en welzijn in de stal: behalve over voldoende ruimte in de weide, moeten biologische runderen ook beschikken over voldoende ruimte in de stal. Voor runderen is dat minimaal 6m², voor geiten 1,5m², voor kippen een zesde van 1m² (met een maximum van 3.000 kippen samen in groep). Daarenboven mag maximaal de helft van de totale stalvloeroppervlakte voor koeien uit latten- of roosterconstructies bestaan (handig voor de opvang van mest en urine). De rest moet bestaan uit een dichte, vlakke vloer waarop de dieren niet uitglijden (minder handig maar aangenamer voor de dieren). Verder moet elk rund over een schone, droge lig- of rustruimte kunnen beschikken, ingestrooid met voldoende en droog strooisel. Bij kippen moet er in de stal een gezond dag-nachtritme worden gerespecteerd, met natuurlijk daglicht (maximaal aangevuld met 16 uur kunstlicht) en een minimale nachtrust van 8 uur per dag. Verder moet er altijd vers stro en luzerne aanwezig zijn, zodat de kippen op elk moment kunnen scharrelen, en moet er voor elke kip een zitstok zijn, op verschillende niveaus. Tot slot moeten er voldoende voeder- en drinkbakken voorzien worden, zodat de kippen zo veel voeder kunnen pikken of kunnen drinken als ze willen.
     
  • Verplichte vrije uitloop: runderen of geiten uit de biologische veehouderij moeten verplicht van 16 mei tot 14 oktober buiten kunnen lopen, en kippen moeten minstens een derde van hun leven buiten kunnen (elke dag ten laatste vanaf 11:00 tot zonsondergang). De uitloopzone van een kippenstal moet bovendien voldoende begroeiing bevatten (struiken, bomen, gras, kruiden), zodat de kippen zich niet vervelen en ze kunnen schuilen tegen de zon.
     
  • Biologisch en overwegend lokaal voeder: een belangrijk punt in de biologische veehouderij is dat het voeder dat de dieren eten biologisch geteeld wordt (100% bij runderen, 95% bij kippen). Dat wil zeggen dat de weides en vrije uitloopzones op biologische wijze moeten worden beheerd, net als de akkers waarop het ruw- en/of krachtvoeder wordt geteeld (zonder kunstmest, chemische gewasbeschermingsmiddelen en ggo’s). Daarenboven moet minstens 60 procent van het voeder voor koeien en 20 procent van het voeder voor kippen afkomstig zijn van een eigen of regionaal gelegen akker. Let wel: het woord regionaal is voor interpretatie vatbaar. In de ene lidstaat wordt het geïnterpreteerd als ‘uit eigen land’ en in de andere als ‘uit Europa’. Bovendien worden er soms uitzonderingen op de voederregel toegestaan. Zo is er momenteel (2016) een tekort aan biologisch voeder voor kippen, waardoor hun rantsoen tijdelijk aangevuld mag worden met niet-biologisch voeder. Tot slot bestaat het rantsoen van de dieren in de biologische veehouderij vaak uit een andere samenstelling dan dat van de dieren in de gangbare veehouderij: runderen krijgen naast vers gras ruwvoeder zoals hooi, klaver, tarwe, gerst, erwten en bonen, en kippen krijgen tarwe, gerst, maïs, tarwegries, zonnepitschilfers, erwten, luzerne en maisvoermeel. Meer info over voeder in de biologische veehouderij vind je hier
     
  • Antibiotica-arm: nog een belangrijk punt in de biologische veehouderij is het feit dat er zo weinig mogelijk antibiotica en andere (chemische) geneesmiddelen worden toegediend. Zo mag een bioboer geen preventieve antibioticakuur toedienen. Dat wil niet zeggen dat de biologische veehouderij volledig antibioticavrij is, maar wel dat hij antibiotica-arm is: als de dieren ziek zijn, mag de veehouder onder strikte voorwaarden antibiotica toedienen (maximaal 3 kuren per jaar). Maar nadien moet hij onder meer een dubbel zo lange wachttijd respecteren als de gangbare veehouder voor hij zijn vlees/melk/eieren verkoopt. Meer info over antibiotica in de biologische veehouderij vind je hier
     
  • Robuustere rassen en relaxte dieren: om dit streven naar zo weinig mogelijk antibiotica en geneesmiddelen haalbaar te maken, nemen biologische veehouders bepaalde preventieve gezondheidsmaatregelen. Zo werken ze vaak met robuustere rassen (niet verplicht), zorgen ze voor een gezond stalklimaat (zie hierboven) en een andere voedersamenstelling (bijvoorbeeld inclusief kruiden), kiezen ze voor een tragere groei (minder stress, langere levensduurte), enzovoort.
     
  • Strengere dierenwelzijnsregels: de verplichte vrije uitloop, maximale bezettingsgraad per hectare en stalinrichtingsregels zijn erop gericht om het dierenwelzijn (en de diergezondheid) in de biologische veehouderij te verbeteren. Bij kippen komt daar nog een extra regel bij: snavelkappen is in principe verboden en wordt alleen toegestaan bij hoge uitzondering. In plaats van preventief te kappen, zorgt de biologische kippenboer voor zo veel mogelijk ruimte en afleiding in de stal en in de buitenzone (bijvoorbeeld voldoende begroeiing, vers stro), zodat zijn kippen niet uit verveling of frustratie naar elkaar beginnen te pikken. Meer info over dierenwelzijn in de biologische veehouderij vind je hier
     
  • Geen kleurstof in het voeder: specifiek bij kippen mag geen kleurstof worden toegevoegd aan het voeder om een bleke dooier te vermijden. In plaats van kleurstof voegen bioboeren daarom voldoende maïs aan het rantsoen toe – dat zou hetzelfde effect moeten hebben, met name een gelere dooier.
     
  • Onafhankelijke controle: om er zeker van te zijn dat alle bioboeren en -producenten zich aan de regels houden, wordt hun bedrijfsvoering minstens een keer per jaar doorgelicht door een onafhankelijk controleorgaan. Dit moet garanderen dat producten die in de winkel het label bio dragen, effectief bio zijn.
 

Meer info over de wettelijke normen waaraan biologische producenten moeten voldoen, vind je hier. Meer info over bio in het algemeen vind je hier

 

bioweek-info-melk_Wout-Hendrickx-voor-BioForum-Vlaanderen.jpg

Beeld: Wout Hendrickx voor BioForum Vlaanderen

 

 

Biokaas en -yoghurt

Biokaas en -yoghurt worden gemaakt van biomelk. Dat ligt voor de hand, toch? Klopt, maar er zit opnieuw meer achter. Álle ingrediënten die gebruikt worden om kaas en yoghurt op biologische wijze te maken, moeten afkomstig zijn van de biologische landbouw. Dus ook de vanille, de suiker, de kruiden, enzovoort. Enkele kenmerken op een rij.

  • Alleen biologisch geteelde ingrediënten: 95 procent van de ingrediënten die aan biologische producten worden toegevoegd, moeten afkomstig zijn van de biologische land- en tuinbouw. Dat geldt dus voor fruit, vanille, sap, suiker, zoetstof en eventuele aroma’s in bio-yoghurt, kruiden in biokaas, enzovoort.
     
  • Geen overbodige additieven: in biologische producten mogen geen smaak-, bewaar-, kleur-, verdikkings-, antischimmel- of andere hulpmiddelen gebruikt worden, tenzij ze als onmisbaar worden beschouwd. Die onmisbare, toegelaten additieven zijn strikt bepaald. Natuurlijke kleur- en zoetstoffen kunnen bijvoorbeeld wel, in specifieke gevallen. In andere gevallen moet de verwerker creatieve oplossingen zoeken. Een voorbeeld: aan sommige yoghurt wordt (biologisch) melkpoeder toegevoegd om hem steviger te maken, omdat courante verdikkingsmiddelen zoals (ggo-)maïszetmeel niet toegestaan zijn. Nog een voorbeeld: om de zuurtegraad van yoghurt op peil te houden wordt soms een concentraat van citroensap gebruikt, ter vervanging van citroenzuur, natriumcitraat of calciumcitraat – zuurteregelaars die in bioproducten niet toegelaten zijn. Meer info over additieven in bio vind je hier
     
  • Geen ggo’s: om kaas te maken worden aan melk bepaalde enzymen toegevoegd (stremsel). Dat stremsel kan van dierlijke (uit de maag van kalveren) of microbiële oorsprong zijn. In dat laatste geval is het enzyme afkomstig van ggo’s of van organismen die het van nature aanmaken. Maar ingrediënten afkomstig van ggo’s mogen in de biologische kaasmakerij niet gebruikt worden. In de praktijk worden biologische kazen dus bijna altijd gemaakt met dierlijk stremsel. Bijna altijd? Een tijdje geleden werd de eerste biologische kaas op basis van plantaardig stremsel op de markt gebracht (m.a.w. de eerste biologische vegetarische kaas): een geitenkaas van kaasmakerij Karditsel. Die kaasmaker ontwikkelde zelf stremsel afkomstig van de bloemblaadjes van de distelplant kardoen. 
     
  • Vaak op basis van rauwe melk: biologische kaas wordt vaak gemaakt van rauwe melk, biologische yoghurt soms. Dit brengt wat extra hygiënemaatregelen met zich mee, ook voor de eindgebruiker. Zo moet je rauwmelkse kaas of yoghurt steeds goed koel bewaren. Zwangere vrouwen, kinderen of personen met een verzwakt immuunsysteem wordt helemaal afgeraden producten op basis van rauwe melk te consumeren (groter risico op besmetting met de listeria-bacterie). Maar volgens de kaasmakers die er gebruik van maken, gaat er niets boven de smaak en de voedzaamheid van verse, rauwe melk. Zij beweren dat er bij het verhitten te veel van de smaak en de voedingsstoffen verloren gaan.
     
  • Smaakverschil: de smaak en het vetgehalte van biozuivel kan variëren afhankelijk van het seizoen. Dit omdat de dieren niet elk seizoen hetzelfde te eten krijgen. In de lente eten ze vers gras van de weide, tijdens de winter krijgen ze hooi op stal. Een geoefend zuivelgebruiker kan dit verschil proeven, zeker in kaas.
 

Meer info over de verschillen tussen verwerkte bioproducten en verwerkte niet-bioproducten vind je hier

 

bioweek-info-kaas_Wout-Hendrickx-voor-BioForum-Vlaanderen.jpg

Beeld: Wout Hendrickx voor BioForum Vlaanderen

 

 

Samengevat: de grootste verschillen tussen de biologische en gangbare melkvee- en leghennenhouderij

  • Stalruimte:
    • Bio: Koeien: min. 6m² per koe. Kippen: max. 6 kippen per m², een zitstok van min. 18 cm per kip.
    • Gangbaar: Koeien: een ligplaats per koe, afmeting ligplaats afhankelijk van koetype (IKM-norm*). Kippen: max. 9 kippen per m², een zitstok van min. 15 cm per kip.
       
  • Buitenloopruimte:
    • Bio: Koeien: max. 2 koeien per hectare, verplichte buitenloop tussen 16 mei en 18 oktober. Kippen: uitloop verplicht, 4m² per kip.
    • Gangbaar: Koeien: max. aantal koeien zodat voldaan kan worden aan de normen van het mestbeleid, max. 10 koeien per hectare en verplichte uitloop (IKM-norm). Kippen: uitloop niet verplicht.
       
  • Voeder:
    • Bio: Koeien: biologisch geteeld voeder, min. 60 procent afkomstig van het eigen bedrijf of de eigen regio. Kippen: min. 95 procent van de grondstoffen is biologisch geteeld, min. 20 procent is regionaal geteeld. Geen kleurstoffen, ggo’s en producten van dierlijke oorsprong toegestaan.
    • Gangbaar: Koeien: geen producten van dierlijke oorsprong toegestaan. Kippen: geen producten van dierlijke oorsprong toegestaan.
       
  • Antibiotica:
    • Bio: Koeien: geen preventieve kuur toegestaan. Max. 3 kuren per jaar bij ziekte. Kippen: geen preventieve kuur toegestaan.
    • Gangbaar: Koeien: sterke focus op sensibilisering om gebruik te beperken. Kippen: sterke focus op sensibilisering om gebruik te beperken.
       
  • Wetenschappelijk te staven gezondheidsclaim:
    • Biomelk: gezondere vetzuursamenstelling (50% meer omega 3-vetzuren), als gevolg van meer klaver en minder maïs in het rantsoen. Omega 3-vetzuren hebben een gunstig effect op de neurologische ontwikkeling en het immuunsysteem, en verkleinen de kans op hart- en vaatziekten.
       
  • Producentenprijs:
    • Biomelk: de vraag naar bio is groter dan het aanbod en de prijzen zijn niet afhankelijk van de wereldmarkt. Dit levert biologische veehouders een gunstigere prijs op dan hun gangbare collega’s. In 2015 bedroeg de prijs voor biologische melk bijvoorbeeld 44,59 euro per 100 liter, 85 procent meer dan de prijs van gangbare melk.
    • Gangbare melk: sinds de afschaffing van het melkquotum in 2015 staat de melkprijs onder druk. In augustus 2015 bedroeg de melkprijs zo’n 24 euro per 100 liter (Milcobel).
       
  • Consumentenprijs:
    • Bio: gemiddeld zijn bioproducten een derde duurder dan gangbare producten, maar de verschillen tussen de productcategorieën is groot. Melk: +- 50 procent duurder. Kaas: +- 60 procent duurder. Yoghurt: +- 50 procent duurder. Eieren: dubbel zo duur.

 

* Bijna alle melkveehouderijen in Vlaanderen houden zich aan de IKM-normen (van de afgerond 4.700 melkveebedrijven zijn een 9-tal bedrijven niet IKM-gecertificeerd). Dit zijn vrijwillige, bovenwettelijke normen die de melkveesector zichzelf heeft opgelegd. Controle gebeurt door een instantie opgericht door de sector. 

 

campagnebeeld-bioweek-zuivel-eieren_Francois-De-Heel-voor-BioForum-Vlaanderen.jpg

Beeld: François De Heel voor BioForum Vlaanderen

 

Meer weten?

 biomijnnatuur.be

 

 

Meer info: biomijnnatuur.be, Biorapport 2015

Gerelateerde artikels