@livewireStyle
header.home link

Uit de oude doos: doorbraak van machines en loonwerk

Het dorsen van graan gebeurt vandaag met grote, zelfrijdende machines die in no time gigantische velden kaalscheren. Een makkie! Vroeger was het nochtans een heel karwei om graan te oogsten, met veel stof, veel lawaai en veel (handen)arbeid. Een woordje uitleg bij de evolutie van machines en het bijbehorende loonwerk.
9 april 2015  – Laatste update 4 april 2020 16:22
Lees meer over:
Beeld: Collectie Dirk Hoornaert

 

Het dorsen van graan gebeurt vandaag met grote, zelfrijdende machines (zelfrijdend = zonder tractor die de machine trekt) die in no time gigantische velden kunnen kaalscheren. De snelste machine doet vandaag slechts 1 uur over een veld van 10 hectare (100.000 kilogram tarwe). Een makkie! Vroeger was het nochtans een heel karwei om graan te oogsten, met veel stof, veel lawaai en veel zware (handen)arbeid.

De eerste dorsmachines – zoals het exemplaar op de foto – konden niet rijden. Het afgesneden graan moest dus nog tot bij de machine gebracht worden. Een ploeg van 10 tot 15 personen had daar een hele dag zijn handen vol mee: schoven graan verzamelen en lossnijden, halmen dragen naar de machine, zakken graan wegvoeren en ten slotte de werkplaats reinigen - ieder had zijn taak. Bovendien was het werk niet zonder gevaar. De machine moest worden aangedreven door een motor (tot de jaren 1920 gebeurde dat vooral door een stoomlocomobiel, daarna door een stationair draaiende tractor of dieselmotor), en daarvoor werden lange riemen gebruikt. Ondanks het feit dat de wentelsnelheid niet hoog lag, creëerde dit een gevaarlijke situatie waarbij de al vermoeide arbeiders erg moesten opletten.

Zowel de dors- als aandrijfmachines waren meestal eigendom van een loonwerker, die ermee van boerderij tot boerderij trok. Dit omdat de aankoop van zo’n machines voor de meeste boeren niet rendabel was. Vandaag is dat nog vaak het geval: veel boeren besteden taken zoals het dorsen van graan uit aan een loonwerker, die een veel uitgebreider machinepark heeft dan hen. Een woordje uitleg:

 

Ontstaan van het loonwerkbedrijf

  • In de landbouw is loonwerk - het uitvoeren van arbeid voor boeren tegen betaling – iets van alle tijden. Maar wanneer midden de negentiende eeuw op onze Belgische velden de eerste machines werden ingezet, met name voor het dorsen van graan, ontstonden de eerste echte loonwerkbedrijven.
     
  • Met de inzet van zelf gefinancierde machines verrichtten loonwerkers over het hele land arbeid voor boeren. Meestal legden enkele buren samen een loondorser vast, die dan de boerderijen in de buurt een voor een afwerkte. Doorgaans waren loonwerkers zelfstandige ondernemers die investeerden in machines en vervolgens met een ploeg arbeiders het werk kwamen verrichten.
 

Evolutie machines: van stationair naar zelfrijdend en multifunctioneel

  • Vanaf de jaren 1930 werden de machines alsmaar groter in omvang. In de jaren 1940 was het al niet ongewoon dat een dorsmachine meer dan drie ton graan per uur dorstte. De enorme, logge (want stationaire) gevaartes dorsten bovendien niet alleen het graan, maar reinigden het ook, sorteerden het en leverden het af in zakken.
     
  • De doorbraak van de zelfrijdende maaidorser maakte een einde aan het loonwerk in het stationaire dorsen. Omdat de (grote) rooimachines voor aardappelen en bieten, de maaidorsmachines voor graan en zelfs de tractoren voor het gros van de boeren echter te duur waren, bleven ze massaal beroep doen op loonwerkers die wél in hun machinepark investeerden. 
 

Uitbreiding activiteiten: van graandorser naar manusje-van-alles

  • Naast oogstwerkzaamheden werden ook andere activiteiten steeds meer uitbesteed als loonarbeid, zoals het spuiten van gewassen – een praktijk die na de Tweede Wereldoorlog een doorbraak kende. Dit soort taken was voor de loonwerker interessant, omdat het quasi het hele jaar rond moest of kon uitgevoerd worden, in tegenstelling tot de seizoensgebonden oogstactiviteiten.
     
  • Het zaaien met de precisiezaaimachine voor bieten of het uitstrooien van meststoffen vormden eveneens interessante aanvullingen voor de agenda van loonwerkers. Veel loonwerkers namen bovendien een aantal grondbewerkingsmachines (ploegen, eggen, rollen, frezen, schoffeltuigen) op in hun machinepark, zodat ook het typische voorjaarswerk tot hun mogelijkheden behoorde.
     
  • Tot slot kregen de loonwerkers vanaf de jaren 1970 steeds meer werk in het transport en de verspreiding van (drijf)mest. De enorme toename van de Belgische veestapel, en dan vooral in Vlaanderen met zijn intensieve veeteelt, bracht steeds grotere en steeds meer mestwagens op de Vlaamse wegen.
     
  • De schaalvergroting die zich in de Belgische landbouw vanaf de jaren 1980 onverminderd doorzette, had ook op de loonwerkers een grote impact: zij kregen steeds grotere bedrijven als opdrachtgever en moesten investeren in en werken met steeds grotere tuigen.
     
  • Dezelfde activiteiten als voorheen (graanverwerking, bieten, aardappelen, maïs, mest) bleven belangrijk. Maar daarnaast was er ook een opvallende stijging van de arbeid in de grasverwerking (maaien, harken, hakselen, het maken van balen en het wikkelen ervan in plastiek). In 2004 bleek ‘het werk in het gras’ goed voor 74 procent van de uitbestede activiteiten.
     
  • Opvallend was ook de toegenomen arbeid in de openluchttuinbouw die zich ontwikkelde in het verlengde van de succesvolle diepvriesindustrie in centraal West-Vlaanderen.
     
  • Maar dé revolutie in het loonwerk vond plaats door de introductie van de kraan en andere grondverzetmachines. Reeds vanaf het einde van de jaren 1970 verrichtten loonwerkers ook graafwerken voor de bouw van nieuwe boerderijgebouwen, de aanleg van erfterreinen en het opschonen van grachten en kanten.
 

Uitbreiding klanten: ook steden, gemeenten en zelfs particulieren

  • Tot zowat het midden van de jaren 1990 bleven loonwerkers hun diensten vooral aanbieden in het landbouwmilieu en vormden grondwerken als het ware een logisch verlengstuk van hun andere activiteiten op de boerderij. Maar sindsdien hebben zij hun focus uitgebreid naar andere, niet agrarische sectoren en doelgroepen, zoals groendiensten van steden en gemeenten en zelfs particulieren. In toenemende mate werden loonwerkers bijvoorbeeld ingeschakeld voor het grond- en steenpuintransport op grote bouw- en wegenwerken.
 

Het volledige verhaal ‘Mensen en machines. Geschiedenis van het loonwerk in en de toelevering van de landbouw in België’ lees je op HetVirtueleLand.be.

Meer over de geschiedenis en evolutie van de landbouw in ons land lees je in ons boekje ‘Terug in de tijd met Veldverkenners – 200 jaar boeren voor onze dagelijkse kost', en meer over landbouwmachines vind je in onze infografiek ‘Farmer boys & hun toys’. 

 

In de reeks ‘Uit de oude doos’ haalt Veldverkenners in samenwerking met het Centrum Agrarische Geschiedenis elke maand een oude foto, met een verhaal dat verbazend actueel is, van onder het stof.  

Gerelateerde artikels