@livewireStyle
header.home link

Klimaatverandering: de rol van de mens

Deze week vindt de tweede Vlaamse Klimaattop plaats. Het ideale moment om alles voor je op een rijtje te zetten, in deze Klimaatreeks. Want als je iets wil ondernemen tegen de klimaatverandering, moet je eerst begrijpen waar het over gaat.
29 november 2016  – Laatste update 4 april 2020 16:22
Lees meer over:

Eind vorig jaar was het een hot topic, de klimaatverandering. Wereldleiders verzamelden in Parijs om een nieuw internationaal klimaatakkoord te onderhandelen. Media hadden het nog maar over één ding: onze uitstoot van broeikasgassen moet omlaag, of de wereld zal vergaan. We overdrijven (onze excuses), maar dat we op een punt zijn gekomen dat het nu of nooit is, klonk duidelijk door de boodschappen heen. Een boodschap die ook bij onze politici is aangekomen, want zij organiseerden voor het eerst een Vlaamse Klimaattop.

Deze week (1 december 2016) al vindt de tweede klimaattop plaats. Doel van die top? Dat alle sectoren (bv. landbouw, industrie en energie) en beleidsdomeinen kleur bekennen en een klimaatengagement aangaan. Het ideale moment dus om alles voor je op een rijtje te zetten. Want als je iets wil ondernemen tegen de klimaatverandering, moet je eerst begrijpen waar het over gaat.

Vandaag: wat is de rol van de mens en die van de land- en tuinbouw in de klimaatverandering?

 

Bewijzen dat menselijke activiteiten de oorzaak zijn van de huidige klimaatverandering, is moeilijk. Er spelen immers verschillende factoren mee, waaronder natuurlijke fenomenen zoals veranderingen in luchtstromingen, vulkaanuitbarstingen en variaties in zonnestraling. Desondanks zijn wetenschappers en beleidsmakers het erover eens dat de mens een grote invloed heeft op het klimaat. 

Concreet zou de economische en bevolkingsgroei sinds het begin van het industriële tijdperk er veel mee te maken hebben. Onze manier van werken en leven sindsdien heeft immers een boost in de uitstoot van (onder meer) CO2, methaan en lachgas veroorzaakt. Het verband tussen de klimaatverandering, de stijgende concentraties broeikasgassen in de atmosfeer en onze veranderde levensstijl sinds 1750, is intussen zo vaak wetenschappelijk vastgesteld, dat klimaat-experts vol vertrouwen durven zeggen: 

“Het is meer dan 90 procent zeker dat de mens door de uitstoot van broeikasgassen bijdraagt aan de opwarming van de aarde.” (IPCC)

Straffer nog, de uitstoot van broeikasgassen door de mens zou veruit de belangrijkste oorzaak zijn. Veranderingen in zonne- en vulkaanactiviteit bijvoorbeeld spelen een veel kleinere rol. Onze globale uitstoot is dan ook gigantisch gestegen de voorbije twee eeuwen, vooral sinds de jaren ’70. Enkele cijfers:

  • Ondanks een aantal klimaatmaatregelen is de globale uitstoot sinds 1970 nog sterk gestegen (+70%). Zo werd ongeveer de helft van de globale (menselijke) CO2-emissie sinds het begin van het industriële tijdperk uitgestoten tijdens de laatste 4 decennia.
     
  • Het opwarmend effect van de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer kwam vanaf de jaren ’70 dan ook in een stroomversnelling terecht. Dit wordt weerspiegeld in de wereldwijde temperatuurmetingen: vanaf 1970 steeg de temperatuur sneller, tot +0,24°C per decennium.
     
  • De emissies blijven bovendien elk jaar stijgen: tussen 1970 en 2000 met 1,3 procent en tussen 2000 en 2010 zelfs met 2,2 procent. Nooit eerder werden meer broeikasgassen uitgestoten dan tijdens het afgelopen decennium (!).
     
  • In Vlaanderen en Europa is de uitstoot van broeikasgassen tussen 1990 en 2014 wel gedaald (-16% over totale looptijd in Vlaanderen, -0,4% per jaar in Europa).
 
schoorsteen-rook-nacht-bis.jpg

 

Menselijke bronnen

Welke menselijke activiteiten zijn nu verantwoordelijk voor die stijgende uitstoot sinds 1750? De voornaamste bronnen zijn:

  • Verbranding van fossiele brandstoffen (kolen, olie, gas) in de energiesector, transportsector, industrie en huishoudens (vooral CO2)
     
  • Veeteelt (vooral methaan en lachgas)
     
  • Veranderingen in het landgebruik, zoals ontbossing (vooral CO2)
     
  • Storten van afval en afvalverwerking (vooral methaan)
     
  • Chemische processen in de industrie (vooral lachgas)
     
  • Gebruik van industriële F-gassen, bijvoorbeeld als drijfgas in spuitbussen of isolatiegas in glas

 

Wanneer je deze bronnen bekijkt, komen een aantal sectoren in het vizier die voor het industriële tijdperk niet bestonden (bv. industrie), of er toen helemaal anders uitzagen (bv. landbouw). Hun aandeel in de menselijke uitstoot van broeikasgassen wereldwijd is ongeveer zo verdeeld:

  • Energie: 34,6%
  • Industrie: 21%
  • Landbouw, bosbouw en ander landgebruik: 24%
  • Bouw: 6,4%
  • Transport: 14%

Bron: IPCC (cijfers uit 2010, rapport uit 2014)

 

In Europa ziet die verdeling er zo uit:

  • Energie:79%
  • Landbouw: 10%
  • Industrie: 8%
  • Afval: 3%

Bron: EMA (2013)

 

En in Vlaanderen zo:

  • Industrie: 25%
  • Energie: 21%
  • Verkeer : 22%
  • Huishoudens: 13%
  • Landbouw: 8%
  • Handel en diensten: 6%

Bron: VMM (2014)

 

Grote regionale verschillen

Zoals je in de tabellen hierboven ziet, is het aandeel van de verschillende sectoren afhankelijk van de schaal waarnaar je kijkt (wereld, Europa of Vlaanderen). Deels is dit te verklaren door verschillen in meetmethodes en categorisering (bv. telt het transport van voeding mee in de categorie landbouw of in de categorie transport?), maar vooral weerspiegelt dit de grote regionale verschillen in uitstoot. Een land als China heeft bijvoorbeeld een heel ander emissieprofiel dan Vlaanderen, de Verenigde Staten of Burkina Faso. Dit heeft onder meer te maken met bepaalde beleidskeuzes in het verleden, de natuurlijke rijkdommen waarover een land beschikt en de industriële ontwikkelingsfase waarin het zich bevindt.

 

verkeer-stad-bis.jpg

 

De rol van de land- en tuinbouw

Over de rol van de landbouw en dan vooral die van de veehouderij in de opwarming van de aarde, doen de meest uiteenlopende cijfers de ronde. Het ene rapport spreekt over een bijdrage van 18 procent, het andere over een bijdrage van 8 procent. Hoe het ook zij, dát de sector broeikasgassen uitstoot, valt niet te ontkennen. Hoe zit dat juist?

 

Buitenbeentje

De meeste sectoren die hierboven genoemd werden, stoten vooral CO2 uit en in mindere mate methaan en lachgas. Dat komt overeen met het algemene profiel van de uitstoot in Vlaanderen en de rest van de wereld: het overgrote deel van de emissies is CO2, verbonden aan de verbranding van fossiele brandstoffen. In de land- en tuinbouw liggen die verhoudingen anders: slechts een tiende van de uitstoot door de sector is CO2, bijna 60 procent is methaan en een derde is lachgas.

Vlaamse uitstoot alle sectoren:

  • CO2: 88%
  • Methaan: 7%
  • Lachgas: 5%

Vlaamse uitstoot land- en tuinbouw:

  • CO2: 11%
  • Methaan: 58%
  • Lachgas: 31%

Aandeel uitstoot land- en tuinbouw in Vlaamse uitstoot:

  • CO2: +-5%
  • Methaan: +-70%
  • Lachgas: +-50%

Bron: ILVO

 

Koeienmagen, mestkelders en landbouwbodems

De reden dat de land- en tuinbouw zo’n afwijkend emissieprofiel heeft, is dat de bron van zijn emissies ook anders is. Het grootste deel van de uitstoot van de sector is niet afkomstig van de verbranding van fossiele brandstoffen, maar van biologische processen in koeienmagen, mestkelders en landbouwbodems:

  • Methaan: bijna 60 procent van de methaanuitstoot door de Vlaamse land- en tuinbouw wordt veroorzaakt door een proces in de pensmaag van herkauwers (vooral uitgestoten via oprispingen). Het andere deel komt vrij bij mestopslag.
     
  • Lachgas: het grootste deel van de lachgasuitstoot is een gevolg van emissies uit landbouwbodems door bemesting. De rest komt vrij bij de opslag van mest.
     
  • CO2: de CO2-uitstoot van de sector is vooral te wijten aan de verwarming (of koeling) van serres, loodsen en stallen. Een kleiner deel is terug te brengen tot de aandrijving van tractoren en allerlei machines (bv. melkrobot, koeltank).

 

koeien-melk-bis.jpg

 

18 of 8 procent?

De bijdrage van de landbouw en vooral de veehouderij aan de klimaatverandering, is door verschillende instanties onderzocht. Belangrijke internationale rapporten zijn die van het IPCC, de Wereldvoedselorganisatie FAO, het onderzoekscentrum van de Europese Commissie (JRC) en het Europees Milieuagentschap (EMA). Belangrijke Vlaamse rapporten zijn die van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en het Departement Landbouw en Visserij. Afhankelijk van de regio die zij onderzoeken (wereld, Europa of Vlaanderen), de activiteiten die ze onder landbouw categoriseren en de meetmethodes die ze gebruiken, komen ze tot andere cijfers. Een kort overzicht:

  • Wereldwijd stoot de land- en tuinbouw volgens het IPCC zo’n 10 tot 12 procent van de totale broeikasgasemissies uit (2000-2010). Wanneer daarbij ook de uitstoot door bosbouw, landgebruik en verandering in landgebruik (bv. ontbossing) geteld wordt, strandt de sector op een bijdrage van zo’n 24 procent (2010). De belangrijkste bronnen zijn ontbossing, veehouderij en bodemprocessen.
     
  • De veehouderij is volgens de FAO op z’n eentje verantwoordelijk voor 14,5 procent van de wereldwijde broeikasgasuitstoot (2013). In een eerder rapport was zelfs sprake van 18 procent (2006) – een cijfer dat nog vaak aangehaald wordt, hoewel de FAO intussen dus zelf een correctie naar beneden heeft gepubliceerd. Belangrijke nuance: de FAO vertrekt van een totale ketenbenadering en rekent ook de directe en indirecte uitstoot in de schakels voor en na de dierlijke productie mee. Hierdoor komt zij tot hogere resultaten dan de andere instanties.
     
  • Op Europees vlak wordt de bijdrage van de landbouw aan de klimaatopwarming geschat op zo’n 10 procent (EMA), en de bijdrage van de veehouderij op 9 tot 13 procent (JRC).
     
  • Op Vlaams niveau is het aandeel van de landbouw nog lager. Volgens de VMM bedraagt het zo’n 8 procent, waarvan 70 procent toegewezen wordt aan de veehouderij. De veehouderij is dus verantwoordelijk voor zo’n 5 procent van de totale Vlaamse uitstoot.

 

Appels met peren

Over een ding zijn de verschillende instanties het eens: de verschillen in uitstoot tussen de regio’s en zelfs tussen individuele producenten binnen dezelfde regio, zijn groot. Dat maakt dat globale cijfers niet zomaar van toepassing zijn op Europa, Vlaanderen of alle land- en tuinbouwers binnen Europa en Vlaanderen. Enkele belangrijke nuances, zodat je geen appels met peren vergelijkt:

  • De grootste producent van landbouw-gerelateerde broeikasgassen volgens de FAO is Azië (44%), gevolgd door Noord- en Zuid-Amerika (25%), Afrika (15%) en daarna pas Europa (12%). In 1990 was Europa nog verantwoordelijk voor zo’n 21 procent van de wereldwijde uitstoot.
     
  • De rundveehouderij stoot globaal gezien meer broeikasgassen uit dan de melkvee-, varkens- en pluimveehouderij. Wereldwijd is rundvlees verantwoordelijk voor 41 procent van de emissies door de veehouderij, koemelk voor 21 procent, varkensvlees voor 9 procent, gevogelte en eieren voor 8 procent en vlees en melk van kleine herkauwers voor 6 procent. Uitgedrukt per kilogram geproduceerd eiwit, is de volgorde anders. Dan wegen vlees en melk van kleine herkauwers zwaarder door dan koemelk, gevogelte, eieren en varkensvlees. (Opgelet: dit zijn FAO-cijfers, waarbij wordt vertrokken van een totale ketenbenadering).
     
  • In Europa is de uitstoot door de productie van rundvlees (29%) volgens het JRC vergelijkbaar met die van koemelk (29%) en varkensvlees (25%). Toch blijft ook daar volgende conclusie overeind: ‘herkauwers veroorzaken de grootste uitstoot, varkens en pluimvee zijn klimaatvriendelijker’.
     
  • Wereldwijd zijn de verschillen tussen producenten binnen dezelfde regio en zelfs binnen dezelfde subsector groot. De eigenlijke uitstoot van een individuele boer is afhankelijk van de omstandigheden waarin hij produceert, de methodes die hij gebruikt en het bedrijfsbeheer dat hij voert. Zo is de uitstoot van vlees en melk geproduceerd door boeren in ontwikkelings- of groeilanden vaak hoger per kilogram geproduceerd eiwit dan vlees en melk geproduceerd in bijvoorbeeld Europa . Reden: minder efficiënte praktijken, een lagere reproductiegraad, voeder dat slechter verteert,… Kortom: een lagere productiviteit.
 

Ondanks deze grote verschillen tussen de regio’s, tussen de lidstaten en tussen individuele producenten, zijn mondiale cijfers belangrijk. De klimaatverandering houdt immers geen rekening met landsgrenzen, waardoor de uitstoot en de gevolgen daarvan op het klimaat aan de andere kant van de wereld, ook impact hebben op het klimaat bij ons. Daarom ook dat het belangrijk is dat het probleem globaal wordt aangepakt. 

 

grond-braak-bis.jpg

 

Evolutie in uitstoot

In welke richting is de uitstoot door de landbouw en veehouderij de afgelopen decennia geëvolueerd? Want dat de sector impact heeft op zijn natuurlijke omgeving en dat die impact omlaag moet, is geen nieuw gegeven. Volgende stappen zijn gezet:

  • Volgens de FAO is de wereldwijde uitstoot door de sector (inclusief bosbouw en ander landgebruik) de afgelopen 50 jaar bijna verdubbeld. Zijn aandeel in de globale uitstoot is evenwel afgenomen, omdat de uitstoot in andere sectoren nog sterker is gegroeid.

  • In Vlaanderen is de uitstoot door de sector volgens de VMM sinds 1990 al met 26 procent gedaald. En de uitstoot blijft dalen, zij het aan een lager tempo (-16% sinds 2000 en -7% sinds 2005). Dit ondanks een toenemende productie (!).
     
  • Nog volgens de VMM is de uitstoot van CO2 door de Vlaamse landbouw sinds 1990 met 40 procent gedaald, de uitstoot van lachgas met 35 procent en de uitstoot van methaan met 10 procent. Reducties die het gevolg zijn van investeringen in energiebesparing en hernieuwbare energie, een strenger mestbeleid, een hogere productiviteit, enzovoort.

 

Deel van het probleem of deel van de oplossing?

De land- en tuinbouw ligt onder vuur omwille van zijn uitstoot van broeikasgassen. Toch gaan de laatste tijd stemmen op om de sector te benaderen als deel van de oplossing, in plaats van als deel van het probleem. Daarbij gaat het vooral om het potentieel van grasland en landbouwbodems om koolstof te fixeren, en zo een aanzienlijk deel CO2 uit de lucht te halen. Door het organische stofgehalte in hun bodem op te krikken, kunnen land- en tuinbouwers dit potentieel verhogen. En door grasland niet te scheuren (= om te ploegen om er gewassen op te telen), voorkomen ze dat bestaande koolstofreservoirs opnieuw als CO2 in de lucht terecht komen.

Daarenboven levert de sector biomassa voor hernieuwbare energie en materialen, en kan hij ook een deel van de gevolgen van de klimaatopwarming verzachten. Een koolstofrijke, vruchtbare bodem is bijvoorbeeld beter in staat water op te nemen in tijden van zware neerslag en water vast te houden in tijden van droogte. Door onder meer in te zetten op een beter bodem-, grasland- en energiebeheer, kan de sector met andere woorden ook een bijdrage leveren aan de strijd tegen de klimaatopwarming.

 

De komende dagen lees je het vervolg van dit klimaatverhaal. Morgen hebben we het bijvoorbeeld over de gevolgen (+ waarom maken we ons zorgen?). Blijf ons dus volgen op Facebook, of check regelmatig deze website.

Gisteren kon je al dit deel lezen: Klimaatverandering: waar gaat het over en wat is de oorzaak?

 

Geen geduld? Je kan het hele verhaal vandaag al lezen in ons boekje Klimaat. Dat kan online, of door een pakket papieren exemplaren (vanaf 10) te bestellen via info@veldverkenners.be

 

Bronnen: zie boekje Klimaat (pagina 43)

Gerelateerde artikels